Advocaat - Marieke van der Molen

Hoge Raad geeft nadere richtlijnen over hoogte van de billijke vergoeding

Op 30 juni 2017 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een zaak waarin de vraag voor lag welke uitgangspunten een rechter in acht moet nemen bij het bepalen van de hoogte van een billijke vergoeding. Met deze uitspraak komt er eindelijk duidelijkheid in de berekeningswijze van de billijke vergoeding.

Transitievergoeding en billijke vergoeding

Sinds de invoering van de WWZ per 1 juli 2015 is een werkgever een transitievergoeding aan een werknemer verschuldigd, indien hij tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wenst te komen en wanneer de werknemer op dat moment minimaal twee jaar in dienst is geweest. Hoe de transitievergoeding berekend dient te worden is in de wet is geregeld. Bepalend daarvoor is met name de duur van het dienstverband.

Naast een transitievergoeding kent de WWZ kent voorts de mogelijkheid om in bepaalde gevallen aanspraak te kunnen maken op een billijke vergoeding. Deze vergoeding kan naast dan wel in aanvulling op de transitievergoeding worden toegekend, indien er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De wijze waarop de hoogte van de billijke vergoeding bepaald dient te worden is echter niet in de wet geregeld. Het is aan de rechter overgelaten om de hoogte van de billijke vergoeding vast te stellen. Dit had tot gevolg dat er veel onduidelijkheid bestond over de wijze waarop de hoogte van de billijke vergoeding werd vastgesteld. In de jurisprudentie was daar geen lijn in te ontdekken, hetgeen tot rechtsonzekerheid leidde.

Uitgangspunten billijke vergoeding

In de zaak die bij de Hoge Raad voorlag ging het om de billijke vergoeding die kan worden toegekend, indien een werkgever de arbeidsovereenkomst niet volgens de regels heeft opgezegd en als gevolg daarvan vernietigbaar is. Een werknemer heeft in dat geval de keuze om enerzijds om een herstel van het dienstverband te vragen. Anderzijds kan een werknemer ervoor kiezen om het dienstverband beëindigd te laten maar om in plaats daarvan te verzoeken om een billijke vergoeding aan hem toe te kennen.

Om tot de vaststelling van de hoogte van een billijke vergoeding te komen zijn door de Hoge Raad nu een aantal uitgangspunten geformuleerd, die daarbij in acht genomen dienen te worden.

  1. Zo dient bij het bepalen van de billijke vergoeding het compenseren van de werknemer voorop te staan en dient de vergoeding niet uitsluitend te worden gebaseerd op het uitgangspunt dat de billijke vergoeding een punitief en afschrikwekkend karakter zou moeten hebben.
  2. Verder kunnen bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding alle omstandigheden worden meegenomen, dus ook lengte van het dienstverband en de gevolgen van het verlies van de arbeidsovereenkomst.
  3. Van geval tot geval zal verder bekeken moeten worden wat een billijke uitkomst is voor de werknemer. Waarbij tevens rekening moet worden gehouden met de vraag waarom de werknemer heeft verzocht om een billijke vergoeding en niet voor een herstel van het dienstverband.

Heeft u een vraag over arbeidsrecht of ambtenarenrecht stel die dan gerust.

Conclusie

Met deze uitspraak van de Hoge Raad is duidelijk geworden dat bij het vaststellen van de hoogte van de billijke vergoeding gekeken dient te worden naar de individuele situatie van de werknemer en dat de vergoeding op die persoonlijke omstandigheden zal dienen te worden afgestemd. Hoe de berekening van de billijke vergoeding er nu in de praktijk daadwerkelijk uit gaat zien dient nog te worden bezien. Het Hof ‘s-Hertogenbosch is nu als eerste aan de beurt om aan de hand van geformuleerde uitgangspunten de hoogte van de eerder toegekende billijke vergoeding te beoordelen. Wat in ieder geval nogmaals blijkt uit deze uitspraak is dat het voor werkgevers nog meer van belang wordt om op zorgvuldige wijze te handelen op het moment dat zij een arbeidsrelatie willen beëindigen.