Advocaat - Marieke van der Molen

Wijziging van de RIV-toets

Wijziging van de RIV-toets

Re-integratie van een zieke medewerker

Het re-integreren van een zieke medewerker is en blijft in veel gevallen een lastige opgave. In geval van ziekte of arbeidsongeschiktheid zijn zowel de werkgever als de werknemer verplicht om samen een goed re-integratie traject te doorlopen, maar wanneer is het doorlopen re-integratie traject goed uitgevoerd? Voor zowel werkgevers als voor werknemers leidt dit vaak tot vragen en onzekerheid, waarbij voor werkgevers de dreiging van een loonsanctie zeer nadrukkelijk op de achtergrond speelt.

Re-integratie traject

De plicht tot het doorlopen van een re-integratie traject is ingevoerd met het in werking treden van de Wet verbetering poortwachter. Dit met als doel om een arbeidsongeschikte medewerker weer zo volledig mogelijk aan het werk te krijgen binnen de mogelijkheden die er zijn. Dit alles met het oog op het voorkomen van langdurig verzuim en instroom in de WIA.

Voor het opzetten van een re-integratie traject is een werkgever afhankelijk van de informatie die wordt verkregen van de bedrijfsarts. Door de bedrijfsarts wordt de probleemanalyse opgesteld, waarin wordt vermeld waarom er sprake is van arbeidsongeschiktheid, welke mogelijkheden de betrokken medewerker heeft en wanneer het herstel wordt verwacht. Daarnaast heeft de bedrijfsarts een adviserende rol met betrekking tot de werkhervatting. Op basis van deze informatie zullen de werkgever en de werknemer het re-integratie traject gaan inrichten en uitvoeren.

De RIV-toets

Of het re-integratie traject juist is uitgevoerd, is vervolgens ter beoordeling aan het UWV op het moment dat er een aanvraag voor een WIA-uitkering is gedaan. Dit wordt ook wel de zogenaamde RIV-toets genoemd. In beginsel wordt deze toets door de arbeidsdeskundige van het UWV uitgevoerd.

Maar in een aantal gevallen, zoals onder andere bij een gestelde urenbeperking, als er geen of marginale re-integratie mogelijkheden zijn en als de bedrijfsarts een re-integratie belemmerend advies heeft gegeven, is de arbeidsdeskundige van het UWV verplicht om een medisch oordeel te vragen van de verzekeringsarts van het UWV. In dit soort situaties komt het nog wel eens voor dat het medische oordeel van de verzekeringsarts van het UWV over de beperkingen en de inzetbaarheid van de arbeidsongeschikte medewerker afwijkt van het eerder gegeven oordeel van de bedrijfsarts waarop het re-integratie traject is afgestemd. Dit met als gevolg dat de re-integratie inspanningen als onvoldoende worden beoordeeld en aan de werkgever een loonsanctie wordt opgelegd.

Gewijzigde RIV-toets

Doordat een werkgever voor de vormgeving van het re-integratie traject afhankelijk is van de adviezen die van de bedrijfsarts worden verkregen en daar niet zomaar eigenhandig vanaf mag wijken, maakt dit dat werkgevers onzeker zijn over de vraag of zij een loonsanctie opgelegd krijgen. Met name in die situaties waarin er nauwelijks tot geen re-integratie mogelijkheden zijn volgens de bedrijfsarts.

Om die onzekerheid weg te nemen zal met ingang van 1 september 2021 de RIV toets op een andere wijze vorm worden gegeven. Concreet betekent dit dat het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid leidend zal zijn bij de RIV-toetst en dat de verzekeringsarts van het UWV dit oordeel niet langer zal beoordelen. De arbeidsdeskundige van het UWV zal beoordelen of de re-integratie inspanningen van de werkgever en de werknemer passend zijn gelet op het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer. De verzekeringsarts van hey UWV speelt daar niet langer een rol meer bij.

De sociaal-medische claimbeoordeling die na de RIV-toets wordt gedaan om het recht op een WIA-uitkering te beoordelen zal wel uitgevoerd blijven worden door de verzekeringsarts van het UWV en kan aldus afwijken van het eerdere oordeel van de bedrijfsarts.

Heeft u een vraag over arbeidsrecht, ambtenarenrecht of sociaal zekerheidsrecht, stel die gerust.

Gevolgen van de gewijzigde RIV-toets

De omstandigheid dat het medische oordeel van de bedrijfsarts lijdend wordt bij de beoordeling van de re-integratie inspanningen door het UWV, maakt dat werkgevers niet langer verrast kunnen worden met een afwijkend medisch inzicht ten aanzien van de re-integratie  mogelijkheden van hun arbeidsongeschikte medewerker. Voor de werknemer betekent dit, dat wanneer twijfels bestaan over het medische oordeel van de bedrijfsarts, het noodzakelijk kan worden om een second opinion aan te vragen over het oordeel van de bedrijfsarts dan wel om een deskundigenoordeel aan te vragen daarover. Het feit dat het medisch oordeel van de verzekeringsarts van het UWV niet meer wordt gevraagd bij de beoordeling van de RIV toets, kan immers tot gevolg hebben dat wellicht ten onrechte geen loonsanctie wordt opgelegd en aldus geen aanspraak kan worden gemaakt op een derde jaar loondoorbetaling.

Mocht u vragen hebben over het verloop van uw re-integratie traject of twijfelen of het re-integratie traject juist wordt ingezet, neem dan gerust contact op.

NB. Het wetsvoorstel tot wijziging van de RIV-toets is inmiddels controversieel verklaard. Dit betekent dat de gewijzigde RIV-toets niet met ingang van 1 september 2021 van kracht zal worden. Het is afhankelijk van de nieuw te vormen regering of het wetsvoorstel alsnog op ene latermoment in werking zal gaan treden.

Advocaat - Marieke van der Molen

Overgangsrecht wet werken na AOW verlengd

Overgangsrecht doorwerken na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd verlengd

Op 12 maart jl heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer laten weten dat het ontwerpbesluit tot het beëindigen van het overgangsrecht Wet Werken na de AOW zal worden ingetrokken en dus niet in werking zal treden met ingang van 1 april 2021. Wat betekent het nu eigenlijk precies dat deze overgangsmaatregel nog niet wordt ingetrokken?

Wet Werken na AOW

Om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om mensen in dienst te nemen of te houden die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben en om AOW-ers te stimuleren om te blijven werken is in 2016 de Wet werken na AOW aangenomen. In deze wet waren daarvoor een aantal maatregelen en voorzieningen opgenomen. Lees meer hierover in De voordelen van doorwerken na de AOW.

Getroffen voorzieningen

In de Wet Werken na AOW is onder meer opgenomen dat:

  • de loondoorbetalingsplicht bij ziekte teruggebracht zou worden van 24 maanden naar zes weken;
  • de re-integratie verplichtingen en het opzegverbod bij ziekte eveneens verkort zouden worden van 24 maanden naar zes weken;
  • de opzegtermijn voor werkgevers werd beperkt tot één maand, in plaats van één tot vier maanden afhankelijk van de duur van het dienstverband;
  • de ketenbepaling voor AOW-werknemers is verruimd, waardoor pas na 6 contracten (in plaats van 3) dan wel na 48 maanden (in plaats van 36 maanden) een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat.                                                                                                                                                                                                                                                                                            Bovendien is met betrekking tot opvolgend werkgeverschap is bepaald, dat de eerder beëindigde arbeidsovereenkomst wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde of pensioengerechtigde leeftijd niet meetelt bij de vaststelling van de (wettelijke) periode van 48 maanden;
  • verder is de Wet Minimum Loon van toepassing verklaard op AOW-gerechtigden en is de Wet aanpassing arbeidsduur juist niet van toepassing op AOW-gerechtigde werknemers.

Heeft u een vraag over arbeidsrecht, ambtenarenrecht of sociaal zekerheidsrecht, stel die gerust.

Overgangsmaatregel

In de Wet werken na AOW is echter een overgangsmaatregel opgenomen ten aanzien van duur van de loondoorbetalingsplicht bij ziekte, de duur van de re-integratie verplichtingen bij ontslag en de duur van het opzegverbod bij ziekte.  Deze overgangsmaatregel houdt in dat de in de wet opgenomen termijn van zes weken pas gaat gelden, nadat daarover een koninklijk besluit is genomen. Tot die tijd geldt er een termijn van 13 weken in plaats van zes weken.

Inmiddels heeft de evaluatie van de effecten van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd plaatsgevonden en is op basis daarvan voorgesteld om de overgangsmaatregel in te trekken per 1 april 2021. Desondanks is onlangs dus gebleken dat de voorgestelde intrekkingsdatum van 1 april 2021 niet gehaald zal worden en niet eerder realiseerbaar zal zijn dan per 1 januari 2022.

Conclusie

Dit betekent dat vooralsnog aan een AOW-gerechtigde medewerker in geval van ziekte nog steeds gedurende een periode van 13 weken het loon doorbetaald dient te worden. Ook zal de opzegtermijn bij ziekte vooralsnog 13 weken blijven bedragen en dit geldt eveneens voor de re-integratie termijn. Het is dus nog even afwachten wanneer deze termijn daadwerkelijk verkort gaat worden naar 6 weken, zoals oorspronkelijk de bedoeling was.

Heeft u vragen over de mogelijkheden om na de AOW-leeftijd door te werken. Neem dan gerust contact op.

Advocaat - Marieke van der Molen

Voordelen van doorwerken na de AOW

Voordelen van doorwerken na de AOW

Om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om mensen in dienst te nemen of te houden die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt zijn er in de afgelopen jaren diverse maatregelen genomen. De reden om hiertoe over te gaan zijn tweeledig. Enerzijds wordt het voor AOW-gerechtigden op deze manier makkelijker om te blijven werken en om zo een invulling te geven aan het dagelijks bestaan. Daarnaast is het een mogelijkheid om een aanvullend inkomen te verdienen op een pensioen. Anderzijds biedt dit voor werkgevers de mogelijkheid om de ervaring en kennis die bij oudere werknemers aanwezig is te behouden en om zo de krapte op de arbeidsmarkt mee op te vangen.

De maatregelen die in de afgelopen jaren zijn getroffen om AOW-gerechtigde langer te laten doorwerken heb ik hierna op een rij gezet.

Geen preventieve toets bij ontslag

Om voor werkgevers het risico te beperken om een medewerker te kunnen ontslaan die na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd blijft werken is het ontslagrecht versoepeld. Met de invoering van de WWZ is namelijk geregeld, dat een werkgever in beginsel de arbeidsovereenkomst van een werknemer die de pensioengerechtigde- of de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt kan ontslaan zonder dat een preventieve toets plaatsvindt door het UWV of de rechter. Dit met de nadrukkelijke kanttekening dat de arbeidsovereenkomst wel dient te zijn aangegaan voordat de medewerker de AOW- of pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.

Wanneer de medewerker na de AOW- of pensioengerechtigde leeftijd in dienst is gekomen geldt het gewone ontslagrecht.

Geen transitievergoeding

In de WWZ is verder geregeld dat een werkgever geen transitievergoeding verschuldigd is op het moment dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd bij het bereiken van de pensioen gerechtigde of AOW-gerechtigde leeftijd of daarna.

Geen premies voor werknemersverzekeringen

Voor werknemers die de AOW- of de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt hoeft een werkgever geen werknemerspremies meer af te dragen. Dit leidt tot lagere loonkosten voor werkgevers. Aangezien oudere werknemers een basisinkomen hebben in de vorm van een AOW-uitkering en eventueel een aanvullend pensioen zijn oudere werknemers niet meer verzekerd voor werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Wel kan een oudere werknemer nog aanspraak maken op ziekengeld.

Heeft u een vraag over arbeidsrecht, ambtenarenrecht of sociaal zekerheidsrecht, stel die gerust.

Tijdelijke contracten

In 2016 is de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd in werking getreden. Deze wet bevat een pakket aan maatregelen, om zo het doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd te stimuleren. Zo is in deze wet onder meer de ketenbepaling voor AOW- en pensioengerechtigde medewerkers verruimd. Concreet komt dit erop neer dat aan een AOW-gerechtigde werknemer maximaal zes (in plaats van 3) tijdelijke arbeidsovereenkomsten aangeboden mogen worden in een periode van 48 maanden (in plaats van 36 maanden), voordat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat.

Interessant op dit punt is verder nog dat voor het bepalen van de keten, alleen de tijdelijke arbeidsovereenkomst meetellen die na de AOW-gerechtigde leeftijd zijn aangegaan.

Ziekte en re-integratie

De wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd bevat daarnaast een aantal maatregelen die de verplichtingen voor werkgevers in geval van ziekte aanmerkelijk verlichten. Zo heeft een AOW-gerechtigde medewerker in geval van ziekte geen recht op twee jaar loondoorbetaling, maar is deze termijn verkort tot vooralsnog 13 weken. Ook wanneer een medewerker geen recht op loondoorbetaling bij ziekte heeft, omdat hij bijvoorbeeld werkzaam is op basis van een uitzendovereenkomst, kan de AOW-gerechtigde werknemer voor 13 weken aanspraak maken op een Ziektewetuitkering.

Het opzegverbod tijdens ziekte is eveneens verkort van twee jaar naar 13 weken. Daarnaast zijn ook de re-integratie verplichtingen verkort tot dertien weken en zijn de re-integratie verplichtingen beperkt. Een werkgever hoeft alleen nog maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de betrokken medewerker zijn eigen werk kan doen of passend werk kan doen binnen zijn eigen bedrijf en hoeft niet langer bij andere werkgevers naar re-integratie mogelijkheden te zoeken. De medewerker is daarnaast uiteraard verplicht om aan zijn re-integratie mee te werken.  Verder hoeft er geen plan van aanpak opgesteld te worden.

Het voornemen is om de voornoemde termijn van dertien weken te verkorten naar zes weken. Vooralsnog is de ingangsdatum van deze verkorte termijn uitgesteld naar 1 januari 2022. Lees meer hierover in Overgangsrecht Wet werken na AOW verlengd.

Opzegtermijn

In de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd is verder bepaald dat de opzegtermijn is verkort tot één maand en dus niet meer één tot vier maanden bedraagt, afhankelijk van de duur van het dienstverband.

Minimum loon

Om oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt te voorkomen is verder bepaald dat een AOW- of pensioengerechtigde medewerker recht heeft op het minimum loon en de minimum vakantiebijslag.

Wet aanpassing arbeidsduur

Tot slot is in de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd bepaald dat de Wet aanpassing arbeidsduur van toepassing is op AOW-gerechtigde medewerkers. Een werkgever hoeft geen gevolg te geven aan een verzoek om meer of minder uren te mogen gaan werken.

Conclusie

Met de bovengenoemde maatregelen is geprobeerd het voor zowel werkgevers als voor AOW-gerechtigden aantrekkelijk te maken om te blijven werken na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit om te voorkomen dat kennis en ervaring verloren gaat, maar ook om oudere werknemers de mogelijkheid te bieden om langer te kunnen blijven werken. Voor werkgevers geldt dat de kosten om een AOW-gerechtigde medewerker te laten werken lager zijn en de risico’s zijn verminderd.

Heeft u vragen over de mogelijkheden om na de AOW-leeftijd door te werken. Neem dan gerust contact op.

Advocaat - Marieke van der Molen

Wat zijn de gevolgen van de invoering van de wet normalisering rechtspositie ambtenaren?

Wat zijn de gevolgen van de invoering van de wet normalisering rechtspositie ambtenaren?

Eerder had ik al aangekondigd, dat ik in zou gaan op de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, ook wel de wnra genoemd. In verband met het corona virus en de ontwikkelingen die dat met zich meebracht voor de arbeidsrelatie heb ik de bespreking van de invoering van de wnra aanvankelijk uitgesteld. Aangezien op dit moment nog niet bekend is, hoe de verlenging van de steunpakket aan maatregelen er uit gaat zien, kan ik daar nu nog niet nader op ingaan en ga ik daarom nu alsnog in op de invoering van de wnra.

De wnra is met ingang van 1 januari 2020 in werking getreden en regelt dat vanaf die datum de meeste ambtenaren onder het reguliere civiele arbeidsrecht zijn gaan vallen. In de dagelijks praktijk zal de wnra niet tot directe grote veranderingen leiden. De arbeidsvoorwaarden blijven over het algemeen ongewijzigd. De veranderingen zijn met name gelegen in de formele aspecten van de arbeidsverhouding. Wat verandert er en wat betekent dat in de praktijk?

Eenzijdige aanstelling wordt arbeidsovereenkomst

Voor de invoering van de wnra werden ambtenaren aangesteld door het bevoegd gezag om voor het openbaar lichaam te komen werken. Met deze aanstelling was er sprake van een eenzijdige rechtsverhouding. Met de invoering van de wnra gaan ambtenaren werken op basis van een arbeidsovereenkomst, waardoor er sprake is van een tweezijdige rechtsverhouding.

Arbeidsvoorwaarden

Het feit dat ambtenaren voortaan op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn, heeft in beginsel geen gevolgen voor de arbeidsvoorwaarden. Zo blijven het salaris, vakantiegeld, eindejaarsuitkering en het aantal vakantiedagen hetzelfde als voor de invoering van de wnra. Wat er wel verandert is dat de arbeidsvoorwaarden niet langer zijn opgenomen in een rechtspositieregeling, maar voortaan worden vastgelegd in een cao. Het bevoegd gezag is daarmee vrij om zelf te bepalen met welke vakbond zij een cao afspreken en niet langer afhankelijk van een te verkrijgen meerderheid met de verschillende vakbonden. Met deze cao-afspraken kunnen er afwijkende afspraken worden gemaakt ten opzichte van de bestaande arbeidsvoorwaarden. Echter deze afspraken dienen altijd in overeenstemming te zijn met de algemene wetsbepalingen die gelden voor arbeidsovereenkomsten. Een grote verandering ten opzicht van de bestaande arbeidsvoorwaarden is dan ook niet te verwachten.

Rechtsbescherming

Doordat ambtenaren met ingang van 1 januari 2020 niet langer werkzaam zijn op basis van een aanstelling, maar in plaats daarvan op basis van een arbeidsovereenkomst verandert de rechtsgang die gevolgd dient te worden in geval van een geschil. Het bestuursrecht is niet langer van toepassing, waardoor de weg van bezwaar en beroep niet meer kan worden gevolgd. In plaats daarvan is voortaan de kantonrechter bevoegd en het private procesrecht is van toepassing. Na de procedure bij de kantonrechter is het voor beide partijen mogelijk om in hoger beroep te gaan bij het Hof en eventueel kan zelfs in cassatie worden gegaan bij de Hoge Raad.

Heeft u een vraag over arbeidsrecht, ambtenarenrecht of sociaal zekerheidsrecht, stel die gerust.

Ontslag

Naast het civiele procesrecht is na de invoering van de wnra ook het private arbeidsrecht voortaan van toepassing. Dit betekent dat het bevoegd gezag niet langer zelfstandig kan beslissen om een medewerker te ontslaan. Om tot ontslag over te kunnen gaan is de toestemming nodig van het UWV dan wel de kantonrechter en dient sprake te zijn van een redelijke grond voor ontslag. Voor de invoering van de wnra diende een ontslagbesluit ook te voldoen aan de voorwaarden die aan de voorgeschreven ontslaggronden werden gesteld. Een ontslagbesluit werd echter niet vooraf getoetst, maar pas nadat het ontslagbesluit was genomen.

Verdwijnt de ambtenaar?

De invoering van de wnra betekent niet dat medewerkers in dienst van de overheid niet langer hun ambtelijke status hebben en dat het begrip ambtenaar verdwijnt. Met de invoering van de wnra is namelijk ook de nieuwe Ambtenarenwet 2017 in werking getreden. In de nieuwe Ambtenarenwet is bepaald welke werknemers na de invoering van de wnra nog als ambtenaar worden gezien. In beginsel zijn dit de medewerkers in dienst van een overheidswerkgever. Door de gewijzigde definitie van het begrip ‘overheidswerkgever’ in de nieuwe Ambtenarenwet, zijn er ook een aantal groepen werknemers bijgekomen, die voortaan de status hebben gekregen van ambtenaar (zoals bijvoorbeeld medewerkers van het UWV  en de SVB). Ook zijn er een aantal groepen van de ‘oude’ ambtenaren die niet onder de werking van de wnra vallen. Zij blijven een aanstelling houden en krijgen dus geen arbeidsovereenkomst. Denk hierbij onder andere aan medewerkers van de politie, van defensie en de rechterlijke macht.

Voor medewerkers in dienst van een overheidswerkgever blijven verder de bijzondere regels gelden op onder meer het gebied van integriteit, geheimhouding en de beperking van hun grondrechten. Deze bijzondere voorwaarden zijn opgenomen in de nieuwe Ambtenarenwet 2017.

Conclusie

In de dagelijks praktijk zullen ambtenaren weinig merken van de invoering van de wnra. De grootste wijziging is gelegen in de rechtsgang in geval van een arbeidsgeschil en het feit dat pas tot ontslag kan worden overgegaan na instemming door het UWV dan wel de kantonrechter. Het bevoegd gezag kan dat niet langer zelfstandig vooraf bepalen.

Mocht u vragen hebben over wat de invoering van de wnra voor u betekent of heeft u een vraag over uw rechtspositie, aarzel dan niet om het mij te vragen of bel om een afspraak te maken. Op dit moment kunnen we nog niet samen om de tafel gaan zitten met een kop koffie, maar we kunnen wel een afspraak maken om video te bellen.

Advocaat - Marieke van der Molen

Werktijdverkortingsregeling vervangen door Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)

Werktijdverkortingsregeling vervangen door Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)

Om bedrijven tegemoet te komen in hun verlies aan omzet als gevolg van het coronavirus, was eerder door de overheid besloten om het coronavirus als een bijzondere situatie aan te merken, zodat bedrijven een beroep konden doen op de werktijdverkortingsregeling. Nadat al snel duidelijk werd dat de werktijdverkortingsregeling onvoldoende soelaas bood voor bedrijven om de economische gevolgen van het coronavirus op te vangen heeft de overheid op 17 maart 2020 een aanvullend pakket van maatregelen afgekondigd om bedrijven tegemoet te komen om de economische gevolgen van het coronavirus zoveel mogelijk op te kunnen vangen. Dit heeft er onder andere toe geleid dat de werktijdverkortingsregeling wordt vervangen door het Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid.

Wat houdt het Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid in?

De NOW regeling is bedoeld om bedrijven te compenseren voor hun verlies aan omzet, dat zij leiden als gevolg van het coronavirus. Op basis van de NOW regeling kunnen werkgevers bij het UWV een tegemoetkoming aanvragen voor de loonkosten van hun medewerkers tot maximaal 90% van de loonsom. Deze tegemoetkoming kan voor 3 maanden worden aangevraagd, met de mogelijkheid om  de aanvraag nog een keer met 3 maanden te verlengen.

Wat zijn de voorwaarden om een beroep te kunnen doen op het Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid?

Hoe de NOW regeling er precies uit gaat zien en welke voorwaarden daaraan gesteld gaan worden is op dit moment nog niet bekend. Wat wel bekend is, dat de werkgever verwacht dat er sprake zal zijn van een omzetdaling van in ieder geval 20%, gerekend vanaf 1 maart 2020.

Verder mag een werkgever die een beroep doet op de NOW regeling geen ontslagaanvragen indienen voor zijn werknemers wegens bedrijfseconomische redenen, gedurende de periode dat een werkgever aanspraak maakt op de NOW regeling.

Wanneer en waar kan een vergoeding worden aangevraagd?

Op dit moment is nog niet bekend wanneer de NOW regeling ingaat en het is op dit moment ook nog niet mogelijk om een aanvraag bij het UWV te doen. Er wordt naar gestreefd om de regeling zo snel mogelijk in te voeren.

Wel is bekend dat bij het UWV in eerste instantie een voorschot kan worden gevraagd van 80% van de verwachte tegemoetkoming.

Heeft u een vraag over arbeidsrecht, ambtenarenrecht of sociaal zekerheidsrecht, stel die gerust.

Wat is de hoogte van de tegemoetkoming?

De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de omzetdaling.

Bij een omzetterugval van 100%, bedraagt de tegemoetkoming 90% van de loonsom.

Bij een omzetterugval van 50%, bedraagt de tegemoetkoming 45% en bij een omzet daling van 25% bedraagt de tegemoetkoming 22,5% van de loonsom.

Voor wie kan een tegemoetkoming worden aangevraagd?

Een werkgever kan een tegemoetkoming in de loonkosten aanvragen voor zowel het vaste personeel als voor zijn flexwerkers. De werktijdverkortingsregeling gold alleen voor het vaste personeel, maar de NOW regeling geldt ook voor de flexwerkers. Dit met als doel om bedrijven hun personeel te laten behouden.

Wat betekent dit voor de medewerkers?

Medewerkers blijven, ook wanneer hun werkgever een beroep doet op de NOW regeling, aanspraak houden op de volledige doorbetaling van hun loon. De NOW regeling heeft voorts geen gevolgen voor de opgebouwde WW-rechten van de medewerkers. De WW-rechten worden hiermee niet door de medewerkers opgebruikt, zoals onder de werktijdverkortingsregeling wel het geval was.

Conclusie

Zoals gezegd is het op dit moment nog niet duidelijk hoe de regeling Noodfonds Overbrugging werkgelegenheid er exact uit zal gaan zien. Aan de uitwerking van deze regeling wordt op dit moment hard gewerkt. Mocht u vragen hebben over de regeling Noodfonds Overbrugging werkgelegenheid, of andere vragen met betrekking tot uw arbeidsverhouding, neem dan gerust contact op.

Advocaat - Marieke van der Molen

Het coronavirus vanuit arbeidsrechtelijk perspectief

Het coronavirus vanuit arbeidsrechtelijk perspectief

Het coronavirus is een onderwerp dat op dit moment iedereen bezig houdt en het raakt ons allemaal. Zoals de oproep om zoveel mogelijk thuis te werken, kinderen die niet naar school mogen, evenementen die worden afgelast en bedrijven die hun opdrachten fors zien teruglopen. Allemaal gevolgen van het corona virus waar we mee om moeten zien te gaan, maar wat zijn nu je rechten en plichten als werkgever en werknemer. Heb je recht op loon, op het moment dat je niet kunt komen werken omdat je in thuisisolatie zit? Moet je als werkgever extra maatregelen treffen? Kunt u aanspraak maken op extra verlof, omdat uw kinderen niet naar school kunnen? En kunt u als werkgever de lonen van uw werknemers wel blijven betalen, wanneer de opdrachten terug lopen?

Heb je recht op loon tijdens verplichte thuisisolatie?

Op het moment dat een medewerker in thuisisolatie zit, omdat hij/zij op dat moment daadwerkelijk ziek is, heeft een medewerker gewoon recht op doorbetaling van zijn loon. In dat geval is sprake van ziekte en heeft een medewerker recht op de doorbetaling van zijn loon, zoals in elke andere situatie waarin sprake is van ziekte.

De vraag is nu of andere gezinsleden, die vanwege een (mogelijk) besmet gezinslid eveneens in thuisisolatie zitten en daardoor niet kunnen gaan werken, eveneens aanspraak hebben op loon wanneer zij hun werk niet kunnen verrichten. In beginsel heeft een medewerker ook in dat geval recht op doorbetaling van zijn loon. In de wet is namelijk bepaald dat een medewerker recht op loon, tenzij de reden waarom de medewerker zijn werkzaamheden niet kan verrichten in redelijkheid voor rekening van de medewerker behoort te komen. Daar is in dit geval naar mijn mening geen sprake van.

Welke maatregelen dient een werkgever te treffen?

Een werkgever heeft een zorgplicht voor zijn medewerkers. Dit betekent dat een werkgever  voor een veilige werkplek dient te zorgen en maatregelen dient te treffen die nodig zijn om schade te voorkomen. Binnen de grenzen van het redelijke zal een werkgever dus maatregelen dienen te nemen om te voorkomen dat de medewerkers tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden besmet raken. Afhankelijk van aard van de werkzaamheden kan daarbij gedacht worden aan het treffen van extra hygiëne maatregelen zoals desinfecterende middelen of het ter beschikking stellen van beschermende middelen.

Een andere mogelijkheid om werknemers een veilige werkplek te bieden is om hen de mogelijkheid aan te geven om thuis te werken. Ook hier geldt uiteraard weer dat dit alleen kan indien dit gelet op de aard van de werkzaamheden mogelijk dan wel eenvoudig te realiseren is.

Heeft u een vraag over arbeidsrecht, ambtenarenrecht of sociaal zekerheidsrecht, stel die gerust.

Kunt u aanspraak maken op extra verlof, omdat uw kinderen niet naar school kunnen?

Nu besloten is dat de scholen voorlopig gesloten blijven, staan veel ouders voor de uitdaging om de opvang van hun kinderen te regelen. Voor de mensen die werken in een aantal sectoren zoals onder andere de zorg, politie, openbaar vervoer, supermarkten en dergelijke is geregeld dat hun kinderen opgevangen worden door de scholen en de kinderopvang. Verder zullen ouders waarbij de aard van hun werkzaamheden het toe laat om thuis te werken thuis gaan werken, verzoeken om thuis te mogen werken en mag van hun werkgevers worden verwacht, gelet op de uitzonderlijke situatie waarin we ons bevinden, dat zij daar toestemming voor geven.

Maar wat nu indien u niet werkzaam bent in een van de sectoren van de lijst van de zogenoemde cruciale beroepen en u toch niet thuis kunt werken? In dat geval geldt formeel gezien dezelfde situatie als wanneer uw kind niet naar school kan, wegens bijvoorbeeld ziekte. In eerste instantie kan een medewerker in dat geval gebruik maken van de mogelijkheid om calamiteitenverlof op te nemen om een oplossing te zoeken voor de opvang van de kinderen. Gelet echter op de lange periode dat de scholen en kinderopvang vooralsnog gesloten zijn, zal het calamiteitenverlof waarschijnlijk in veel gevallen geen afdoende oplossing bieden. De uitzonderlijke situatie waarin we ons op dit moment bevinden, maakt dan ook dat in die gevallen zowel van de werkgever als van de werknemer een coulante opstelling wordt verwacht en dat zij samen in overleg naar een redelijke en (praktische) oplossing zoeken voor deze onvoorziene situatie.

Werktijdverkorting / Deeltijd WW

Aangezien de maatregelen die worden getroffen om de verspreiding van het Corona Virus te voorkomen voor veel bedrijven verstrekkende economische gevolgen hebben, heeft de overheid besloten dat het coronavirus als een bijzondere situatie dient te worden aangemerkt waarvoor de werktijdverkortingsregeling kan worden ingezet.

Om voor de werktijdverkortingsregeling in aanmerking te komen dient een vergunning aangevraagd te worden bij het ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid. Daarbij dient aangetoond te worden dat het gedurende een periode van minimaal 2 weken en maximaal 24 weken niet mogelijk is om in ieder geval 20% van de bestaande arbeidscapaciteit in te zetten als gevolg van een terugloop in werkzaamheden die worden veroorzaakt door het Coronavirus.

Nadat de vergunning voor de werktijdverkorting is verkregen kan door de werkgever voor de medewerkers een WW-uitkering worden aangevraagd bij het UWV. De WW-uitkering kan worden aangevraagd voor de uren, waarvoor de medewerker niet heeft gewerkt.

Met de werktijdverkortingsregeling krijgt een werkgever een vergoeding voor een groot deel van de loonkosten die moeten worden gemaakt. De medewerkers blijven op basis van deze regeling volledig in dienst en blijven hun loon gewoon ontvangen. Op die manier worden de economische gevolgen voor beide partijen beperkt.

Inmiddels heeft de overheid besloten om de werktijdverkortingsregeling ingetrokken en vervangen door de Regeling Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid. Lees meer hierover in Werktijdverkortingsregeling vervangen door Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)

Hoe verder?

Op dit moment worden de richtlijnen die worden gegeven om de verspreiding van het Coronavirus regelmatig bijgesteld, waarbij steeds nieuwe vragen ontstaan over de gevolgen van die maatregelen en hoe daarmee om gegaan dient te worden. Mocht u daar vragen over hebben of willen weten wat uw (juridische) mogelijkheden zijn, neem dan gerust contact met mij op. Dit kan telefonisch op 073 699 0050 of per email op info@vandermolenadvocatuur.nl.

 

Advocaat - Marieke van der Molen

Slapend dienstverband mag niet meer.

Slapend dienstverband mag niet meer.

Op 8 november 2019 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de vraag of een werkgever het dienstverband met een arbeidsongeschikte medewerker slapend mag houden. Over deze vraag bestond sinds de invoering van de WWZ al lange tijd discussie en daarover zijn al vele procedures gevoerd. Eerder schreef ik daarover “Een slapend dienstverband mag het nu wel of niet?”. Naar aanleiding van de prejudiciële vragen die door de Rechtbank Limburg waren gesteld over een slapend dienstverband heeft de Hoge Raad nu een einde gemaakt aan de onduidelijkheid die daarover bestond. In lijn met het advies van de Advocaat-Generaal, de heer R.H. de Bock, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat werkgevers een dienstverband niet langer onnodig slapend mogen houden.

Oordeel van de Hoge Raad

Naar het oordeel van de Hoge Raad verplicht de norm van goed werkgeverschap, zoals die is opgenomen in artikel 7:611 BW, een werkgever ertoe om in te stemmen met een verzoek van een werknemer om een slapend dienstverband wegens arbeidsongeschiktheid te beëindigen. De werkgever is in dat geval verplicht om aan de werknemer een vergoeding toe te kennen.

Hoogte van de vergoeding

De vergoeding die in dat geval aan de werknemer dient te worden voldaan, dient in ieder geval gelijk te zijn aan de hoogte van de transitievergoeding, waar de medewerker recht op had op de dag nadat de loondoorbetalingsplicht van de werkgever is gestopt. Dit ongeacht de vraag of de werkgever dit hele bedrag op grond van de Wet compensatieregeling transitievergoeding vergoedt krijgt.

Heeft u een vraag over arbeidsrecht, ambtenarenrecht of sociaal zekerheidsrecht, stel die gerust.

Uitzondering

De Hoge Raad heeft verder bepaald dat een werkgever is uitgezonderd van de verplichting om een dienstverband te beëindigen indien er een gerechtvaardigd belang is om het dienstverband in stand te houden. Bijvoorbeeld in het geval dat er reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer zijn. Nadrukkelijk heeft de Hoge Raad daarbij bepaald dat het feit dat een werknemer bijna de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, geen gerechtvaardigd belang is. Dat is aldus geen reden om niet aan de verplichting om het dienstverband te beëindigen te hoeven voldoen.

Verder heeft de Hoge Raad een voorbehoud gemaakt ten aan zien van de situatie dat het uitbetalen van de transitievergoeding tot financiële problemen zou leiden. Dit vanwege het feit dat de Wet compensatieregeling transitievergoeding pas in werking treedt met ingang van 1 april 2020. Indien een werkgever aannemelijk kan maken dat het voorfinancieren van de transitievergoeding tot financiële problemen leidt kan de rechter beslissen dat een werkgever de vergoeding in termijn mag betalen dan wel dat de uitbetaling mag wordt opgeschort tot na 1 april 2020.

Conclusie

Met deze uitspraak van de Hoge Raad is eindelijk duidelijkheid verkregen over de vraag of werkgevers het dienstverband met een arbeidsongeschikte werknemer slapend mogen houden of niet. Aangezien aan het slapend houden van een dienstverband voor werkgever de nodige risico’s zijn verbonden is het raadzaam voor werkgevers om alsnog de slapende dienstverbanden te beëindigen met hun arbeidsongeschikte werknemers. Werknemers die arbeidsongeschikt zijn en waarvan hun werkgever weigerde om hun dienstverband te beëindigen en een vergoeding aan hen te betalen, kunnen op basis van deze uitspraak alsnog aanspraak maken op hun transitievergoeding.

Heeft u een vraag over een slapend dienstverband of een andere vraag over uw arbeidsovereenkomst, neem dan gerust contact op, ik help u graag. Dit kan telefonisch op 073 699 0055 of per email via info@vandermolenadvocatuur.nl.

Advocaat - Marieke van der Molen

Slapende dienstverbanden mag het nu wel of niet?

Waarom worden dienstverbanden slapend gehouden?

Met de invoering van de WWZ (Wet werk en zekerheid) per 1 juli 2015 kunnen werknemers in veel gevallen aanspraak maken op een transitievergoeding na de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst. Dit geldt ook voor een zieke werknemer als zijn arbeidsovereenkomst na twee jaar ziekte wordt beëindigd. Omdat werkgevers in die gevallen al vaak twee jaar het loon door hebben moeten betalen en re-integratiekosten hebben moeten maken, voelen veel werkgevers er weinig voor om daarna ook nog een transitievergoeding te betalen aan hun zieke werknemer. Zij kiezen er dan voor om het dienstverband ’slapende’ te houden. De arbeidsovereenkomst blijft in dat geval wel in stand, maar er is geen loonbetalingsverplichting meer.

Aan het slapend houden van een dienstverband zijn voor een werkgever de nodige risico’s verbonden. Zie daarvoor Wel of geen transitievergoeding betalen na twee jaar ziekte?  of Wat te doen na twee jaar ziekte.

Geen aanspraak op de transitievergoeding

In het geval dat werkgevers ervoor kiezen om de arbeidsovereenkomst met een zieke werknemer niet te beëindigen en dus slapend houden, kan de zieke werknemer geen aanspraak maken op de transitievergoeding. De arbeidsovereenkomst wordt immers niet beëindigd. Aangezien de meeste zieke werknemers een aanmerkelijk terugval in hun inkomen hebben als gevolg van hun arbeidsongeschiktheid, zou de uitbetaling van hun transitievergoeding echter een welkome aanvulling zijn.

Wet compensatie transitievergoeding

Om alsnog aanspraak te kunnen maken op de transitievergoeding zijn er in de afgelopen jaren al diverse procedures gevoerd om een einde te maken aan het slapend houden van de dienstverbanden om zo werkgevers te dwingen de transitievergoeding aan hun zieke werknemer uit te betalen. Mede om die reden is de wet compensatie transitievergoeding aangenomen, waarmee werkgevers de mogelijkheid wordt geboden om de uitbetaalde transitievergoeding aan zieke werknemers (gedeeltelijk) gecompenseerd te krijgen.

Tot op heden heeft dit echter nog niet ertoe geleid dat werkgevers de dienstverbanden met hun zieke werknemers niet langer slapende hielden. Evenmin is dit tot op heden een argument gebleken om werkgevers te kunnen verplichten om een slapend dienstverband te beëindigen. Slechts in een paar uitzonderlijke gevallen is daartoe geoordeeld.

Ten einde duidelijkheid te krijgen over de vraag hoe omgegaan dient te worden met de slapende dienstverbanden heeft de rechtbank Limburg hierover prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op dit moment nog geen oordeel gegeven over de gestelde prejudiciële vragen. Wel heeft de Procureur-Generaal van de Hoge Raad, de heer R.H. de Bock, een advies daarover gegeven.

Advies van de Procureur-Generaal na prejudiciële vragen

Het advies van de Procureur-generaal is dat een werkgever op grond van het beginsel van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) in beginsel verplicht is om gehoor te geven aan een verzoek van een werknemer om tot een beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst te komen na twee jaar ziekte om zo aanspraak te kunnen maken op de transitievergoeding. Een werkgever hoeft alleen geen gevolg te geven aan een dergelijk verzoek, indien de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij het in stand laten van de arbeidsovereenkomst. Bijvoorbeeld omdat er reële verwachtingen aanwezig zijn dat de betrokken werknemer op korte termijn re-integratiemogelijkheden heeft. In het geval dat een werkgever in financiële problemen komt indien de uit te betalen transitievergoeding voorgefinancierd moet worden dan wel niet volledig gecompenseerd wordt. Dan wel indien een werkgever andere belangen heeft om het dienstverband slapende te houden anders dan het moeten uitbetalen van de transitievergoeding.

Heeft u een vraag over arbeidsrecht, ambtenarenrecht of sociaal zekerheidsrecht, stel die gerust.

Uitspraak rechtbank Rotterdam overeenkomstig visie Procureur-Generaal

Interessant is dat de rechtbank Rotterdam, in een zaak waarin het oordeel van de Hoge Raad niet kon worden afgewacht, overeenkomstig de visie van de Procureur-Generaal heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst in die zaak met de betrokken werknemer ontbonden diende te worden en de werkgever gehouden was om de transitievergoeding aan de werknemer uit te betalen.

Of de Hoge Raad het advies van Procureur-Generaal de Bock gaat volgen is op dit moment nog niet bekend. Zodra daar meer over bekend is, hoort u dat.

Heeft u een vraag over een slapend dienstverband of een andere vraag over uw arbeidsovereenkomst, neem dan gerust contact op ik help u graag. U kunt dit doen telefonisch op 073 699 0050 of per email op info@vandermolenadvocatuur.nl

 

Advocaat - Marieke van der Molen

Compensatie van transitievergoeding bij ontslag wegens ziekte

Compensatie van transitievergoeding bij ontslag wegens ziekte

Op 13 juli 2018 heeft de Eerste kamer ingestemd met het wetsvoorstel waarmee werkgevers aanspraak kunnen maken op een compensatie van de transitievergoeding bij het ontslag van een medewerker als gevolg van ziekte. Waarom deze wet er is gekomen en wat zijn de gevolgen van deze wet. Dit zal ik hierna toelichten.

Slapend dienstverband

Tijdens de eerste twee jaar dat een medewerker ziek is, kan en mag een zieke medewerker niet worden ontslagen en dient het loon te worden doorbetaald. Mocht een medewerker na twee jaar nog steeds ziek zijn, dan is ontslag wel mogelijk. Hoewel dit mogelijk is, wordt er door de meeste werkgevers niet voor gekozen om aan een zieke medewerker na twee jaar ontslag te verlenen.

De loondoorbetalingsplicht geldt in dat geval immers niet langer. En werkgevers kiezen ervoor om het dienstverband te laten voortduren. Anders gezegd wordt het dienstverband slapende gehouden. Aan het slapend laten voortbestaan van een dienstverband zijn voor een werkgever risico’s verbonden. Mocht de gezondheid van een medewerker na verloop van tijd blijken te zijn verbeterd. Dan kan de medewerker zich melden bij zijn werkgever voor werk, waardoor er opnieuw een loonbetalingsplicht voor de werkgever kan ontstaan. Ondanks dit risico, maken veel werkgever de keus om het dienstverband te laten doorlopen en beëindigden zij de arbeidsovereenkomst niet.

Transitievergoeding

De reden daarvoor is, dat sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid in 2015 een medewerker in de meeste gevallen aanspraak kan maken op een transitievergoeding, als de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd op initiatief van de werkgever. Deze aanspraak geldt ook in het geval van een ontslag wegens ziekte. Aangezien een werkgever in die situaties al vaak twee jaar het loon door heeft betaald, wensen de meeste werkgevers niet ook nog eens een transitievergoeding aan de medewerker te betalen om tot een formele beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen.

Compensatie transitievergoeding

Door de regering is onderkend dat de plicht voor werkgevers om ook nog een transitievergoeding te moeten betalen, nadat al twee jaar het loon was doorbetaald, niet wenselijk is. Om die reden is het wetsvoorstel maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsgeschiktheid er gekomen.

Inhoud van het wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel houdt kort gezegd in, dat werkgevers met ingang van 1 april 2020 een vergoeding kunnen vragen ter compensatie van de transitievergoeding die zij aan een medewerker dienen te betalen, als de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd wegens ziekte / arbeidsongeschiktheid.

Om voor deze compensatie in aanmerking te komen dient aangetoond te worden dat de werkgever op grond van de wet een transitievergoeding verschuldigd was aan de medewerker en dat de beëindiging van het dienstverband verband houdt met de langdurige arbeidsongeschiktheid van de medewerker. Overigens ook in het geval de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd, kan er aanspraak worden gemaakt op de compensatie, mits kan worden aangetoond dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd wegens ziekte na afloop van de periode waarin het opzegverbod tijdens ziekte gold.

Heeft u een vraag over arbeidsrecht, ambtenarenrecht of sociaal zekerheidsrecht, neem dan gerust contact op.

Hoogte van de compensatie

Ten aanzien van de hoogte van de compensatie gelden er twee beperkingen.

De compensatie kan niet meer bedragen dan de hoogte van de transitievergoeding waar de werknemer aanspraak op zou hebben op de eerste dag na de periode waarop de loondoorbetalingsplicht na ziekte is gestopt. Als het dienstverband om wat voor reden dan ook pas later wordt beëindigd, zal niet de volledige transitievergoeding worden vergoed. De opbouw van de transitievergoeding loopt immers door gedurende de tijd dat het dienstverband blijft voortbestaan.

Verder kan de compensatie niet hoger zijn dan het bedrag aan loon dat de werkgever gedurende de loondoorbetalingsplicht tijdens ziekte heeft betaald.

Overgangsrecht

Het wetsvoorstel bevat verder een overgangsregeling. Dit betekent dat er ook een compensatie kan worden aangevraagd voor de beëindigingsvergoedingen die aan medewerkers zijn betaald op of na 1 juli 2015. Hiervoor gelden specifieke voorwaarden.

Deze compensatie voor de zogenaamde ‘oude’ gevallen kan uitsluitend aangevraagd worden in de periode vanaf 1 april 2020 tot 1 september 2020.

Conclusie

Deze compensatieregeling heeft tot gevolg dat het voor werkgevers raadzaam is om te inventariseren welke arbeidsovereenkomsten zij vanaf 1 juli 2015 hebben beëindigd wegens ziekte, omdat waarschijnlijk voor de betaalde beëindigingsvergoedingen alsnog een compensatie kan worden gevraagd. Werknemers die een zogenoemd slapend dienstverband hebben, kunnen op basis van deze wet hun werkgever vragen te komen tot een formele beëindiging van hun dienstverband, zodat zij alsnog aanspraak kunnen maken op een transitievergoeding. Deze vergoeding zal een welkome aanvulling zijn op de terugval aan inkomen doordat zij als gevolg van ziekte niet langer kunnen werken.

Mocht u vragen hebben over de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op de compensatieregeling neem dan gerust contact op. Dit kan telefonisch op 073 6990050 of per email op info@vandermolenadvocatuur.nl. Ik help u graag.

 

 

 

Advocaat - Marieke van der Molen

Uitbreiding vaderschapsverlof

Uitbreiding van het partnerverlof na de geboorte

In het regeerakkoord is aangekondigd dat de regelingen rondom het partnerverlof verruimd gaan worden. De regering wil dit doen om de betrokkenheid van de partner bij de opvoeding van het kind te vergroten. Daarnaast wordt met het verlengen van het verlof van de partner rondom de geboorte het onderscheid met het zwangerschaps- en bevallingsverlof verkleind. Dit met als doel om de kansen van vrouwen op de arbeidsmarkt te vergroten.

Inmiddels zijn de voorstellen om deze verruiming mogelijk te maken naar de tweede kamer gestuurd.

Huidige situatie

Op dit moment heeft een partner na de geboorte van zijn kind recht op 2 dagen kraamverlof. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt of een partner fulltime of in deeltijd werkt. Gedurende deze twee dagen verlof behoudt de partner in de meeste situaties zijn volledige loon. Dit verlof wordt volledig door de werkgever betaald.

Naast het kraamverlof kan een partner op dit moment aanspraak maken op 3 dagen ouderschapsverlof. Dit verlof van drie dagen is meestal een onbetaald verlof, tenzij in de cao is bepaald dat er toch (gedeeltelijk) loon wordt doorbetaald gedurende deze verlofperiode.

De opname van het kraamverlof en het ouderschapsverlof kan door de werkgever niet worden geweigerd en het verlof dient binnen vier weken na de bevalling te worden opgenomen, indien de baby thuis is geboren. En binnen vier weken nadat de baby uit het ziekenhuis is gekomen, indien de baby in het ziekenhuis is geboren.

Nieuwe plannen

Op basis van de voorstellen die nu naar de tweede kamer zijn gestuurd, zal het kraamverlof (voortaan geboorteverlof genoemd) worden uitgebreid van twee dagen naar eenmaal de wekelijkse arbeidsduur. Bij een volledig dienstverband komt dit dan neer op vijf dagen, waarbij de partner gedurende deze vijf dagen de volledige doorbetaling van zijn loon behoudt. Het geboorteverlof wordt volledig door de werkgever betaald.

Naast het geboorteverlof krijgen partners na de geboorte van hun kind de mogelijkheid om vijfmaal de wekelijkse arbeidsduur aan ouderschapsverlof (voortaan aanvullend geboorteverlof genoemd) op te nemen. Uitgaande van een volledig dienstverband komt dit neer op 5 weken.  Anders dan onder de huidige regelgeving zal het aanvullend geboorteverlof geen onbetaald verlof meer zijn, maar behoudt de partner aanspraak op doorbetaling van het loon voor 70% van het (maximum) dagloon[1] gedurende het aanvullend geboorteverlof. De partner ontvangt voor deze periode een uitkering van het UWV.

Het geboorteverlof dient nog steeds binnen vier weken na de geboorte dan wel thuiskomst uit het ziekenhuis van de baby te worden opgenomen en mag niet worden geweigerd. Het aanvullend geboorteverlof kan tot zes maanden na de bevalling worden opgenomen. Ten aanzien van de opname van het aanvullend geboorteverlof geldt dat de opname van dit verlof evenmin niet kan worden geweigerd. Echter wegens een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang kan een werkgever het aanvullend geboorteverlof anders inroosteren dan eerder door de werknemer gewenst.

Heeft u een vraag over arbeidsrecht, ambtenarenrecht of sociaal zekerheidsrecht, neem dan gerust contact op.

Verlof bij meerlingen

Bij de geboorte van een meerling kan door de partner geen aanspraak worden gemaakt op extra geboorteverlof. Wel kan er voor elk kind afzonderlijk aanvullend geboorteverlof worden opgenomen.

Inwerkingtreding geboorteverlof

Verwacht wordt dat het geboorteverlof in zal gaan per 1 januari 2019 en dat het aanvullend geboorteverlof in zal gaan per 1 juli 2020.

Adoptie- en pleegverlof

Als gevolg van het verlengen van het (aanvullend) geboorteverlof zal ook het adoptie- en pleegverlof verlengd gaan worden. Op dit moment hebben beide adoptie- en pleegouders in het geval van een adoptie of het opnemen van een pleegkind aanspraak op vier weken verlof. Tijdens dit verlof hebben zij recht hebben op een uitkering ter hoogte van 100% van hun (maximum) dagloon. Deze periode van vier weken wordt verlengd naar zes weken met behoud van een uitkering van 100% van het (maximale) dagloon gedurende de hele periode. De verlenging van het adoptie- en pleegverlof gaat waarschijnlijkheid ook met ingang van 1 januari 2019 gelden.

Mocht u nog vragen over de verlening van de verlofmogelijkheden na de geboorte van een kind, neem dan gerust contact met mij op. Dit kan telefonisch op 073 699 0050 of per email op info@vandermolenadvocatuur.nl. Ik help u graag.

[1] Het maximumdagloon is op dit moment € 211,42 bruto.